"Gebouwen en plaatsen" Thematische woordenschat Spaans
72 woordenla casa
la casa
het huis
1 / 72
- la casahet huis
- la escuelade school
- la estación de trenhet treinstation
- el hospitalhet ziekenhuis
- el hotelhet hotel
- el parquehet park
- la cafeteríahet café
- el bancode bank
- el restaurantehet restaurant
- el centro comercialhet winkelcentrum
- el estadiohet stadion
- el gimnasiode sportschool
- la universidadde universiteit
- la bibliotecade bibliotheek
- el aeropuertode luchthaven
- la torrede toren
- el castillohet kasteel
- el museohet museum
- el teatrohet theater
- la fábricade fabriek
- la galeríade galerij
- el cementeriode begraafplaats
- el puertode haven
- el campusde campus
- el parque de atraccioneshet pretpark
- el aparcamientode parkeerplaats
- la comisaríahet politiebureau
- el rascacielosde wolkenkrabber
- la piscinahet zwembad
- el zoode dierentuin
- el parque infantilde speeltuin
- la parada de autobúsde bushalte
- la libreríade boekhandel
- el supermercadode supermarkt
- la panaderíade bakker
- el pubde kroeg
- la gasolinerahet tankstation
- la farmaciade apotheek
- el circohet circus
- la iglesiade kerk
- la mezquitade moskee
- la catedralde kathedraal
- el templode tempel
- la playahet strand
- el farode vuurtoren
- la embajadade ambassade
- el palaciohet paleis
- la presade dam
- la tabernade kroeg
- el molino de vientode windmolen
- la cárcelde gevangenis
- el almacénhet magazijn
- el invernaderode broeikas
- el dormitoriode slaapzaal
- la mansiónhet landhuis
- el casinohet casino
- la pensiónde herberg
- el centro de la ciudadhet stadscentrum
- el monumentohet monument
- el lugar de reuniónde ontmoetingsplaats
- el granerode schuur
- el suburbiode buitenwijk
- el lugarde plaats
- la fuentehet fontein
- la direcciónhet adres
- la cabañade hut
- la clínicade kliniek
- el estudiode studio
- el pisohet appartement
- la guarderíade kleuterschool
- el edificiohet gebouw
- la granjade boerderij
Tobo app downloaden om Spaanse woorden te leren
Leer de meest gebruikte Spaanse woordjes met woordkaarten