"Zima" słówka po holendersku
22 słowade sneeuw
de sneeuw
śnieg
1 / 22
- de sneeuwśnieg
- de regendeszcz
- de parapluparasol
- de sjaalszalik
- de laarskozak
- de sneeuwpopbałwan
- de sneeuwbalśnieżka
- het ijslód
- de ijsbeerniedźwiedź polarny
- de pinguïnpingwin
- de winterzima
- de lawinelawina
- de sneeuwvlokpłatek śniegu
- het skiënnarciarstwo
- het snowboarden